bevestigen
confirmar
meenemen
traer (yo traigo)
de taart
el pastel
het grapje
la broma
schriftelijk
por escrito
heb je zin om te komen?
te apetece venir?
zin hebben om
apetecer (zc)
ik zou heel graag
me encantaría
kom binnen
pasa pasa
kom
ven (venir)
schep toch op; neem nog wat
ponte (ponerse)
proosten
brindar
vertel me
dime (decir)
de dageraad
el amanecer
afgelopen zijn
acabarse
uit het hoofd leren
memorizar
reconstrueren
reconstruir (y)
de versregel
el verso